Een zee van groen deint, golft, verkleurt als een wolk haar schaduw werpt, wordt dreigend donker waar een windvlaag haar verrast. Waar op zee de vissen uit het water springen en zich met een plons weer laten vallen, kleurt het grasland geel als de paardenbloemen bloeien of wit als de zaden stuiven in een zomerbries. Het omlijst de klaproos en de zuring, verbergt een reekalf met zijn moeder, een fazanthaan en de hennen, huist de veldmuis, voedt koe en paard, komt onweerstaanbaar op op elke plek waar ruimte is. De wind laat groene golven rollen en ik vlei me neer, laat me omspoelen, zwem met trage slagen door een zomerdag. Een meeuw vliegt lachend op.
Categorieën